In de Lopiker- en Krimpenerwaard is de oude hallenhuisvorm met lage zijgevels en driebeukige opzet goed bewaard gebleven. De boerderijen bevinden zich in stroken langs de weteringen, vaarten en dijken in boerderijenlinten. Ze staan nagenoeg alle haaks op de weg en met het woonhuis naar voren.
In dit gebied staan vooral langhuisboerderijen. Verspreid komen ook krukhuis- en dwarshuisboerderijen voor. Men legde zich vanaf de 16e eeuw, naast de kaasbereiding, vooral toe op hennepteelt voor de zeildoek- en touwfabricage. Voor deze teelt was veel mest nodig. Daarom werd er veel vee gehouden. De melk werd ’s zomers verwerkt tot kaas en ook wel tot boter. ’s Winters was veel hooi voor het vee nodig. Na 1850 liep de hennepteelt in de regio snel terug door de achteruitgang van de zeilvaart en buitenlandse concurrentie. De zuivelbereiding en dan vooral de kaasmakerij werden voortaan hoofdmiddel van bestaan. Veel boerderijen werden in de tweede helft van de 19e eeuw voorzien van grotere kelders, pekelbakken, karnmolens en boenstoepen.
De architectuur van boerderijen was tot 1850 sober en werd bepaald door traditie met inbreng van boeren bouwer, vaak een plaatselijke timmerman. Dat veranderde met de economische groei door de kaasbereiding. De bouwexplosie bracht ook vernieuwing. Er verschenen engelenramen in de topgevels. Dit raam dankt zijn naam aan de ‘gevleugelde’ uitvoering van hoofdraam en twee lagere zijramen. De eerste verschenen rond 1860. Ook wordt wel de naam Serliana gebruikt voor dit engelenvenster en verwijst daarmee naar de Italiaanse architect Sebastiaan Serlo. Aanvankelijk zijn deze engelenramen hoekig, maar worden al spoedig als een volwaardige serliana uitgevoerd met een gebogen middenraam.
Engelenraam, Vlist